Zakboek Verdelers TM 125A
Zakboek Verdelers TM 125A
Zakboek Verdelers TM 125A
Voor u ligt het zakboek versie 2.0 voor het ontwerpen en samenbouwen van verdelers t/m
125 A. Het is geschreven ter ondersteuning van installateurs en paneelbouwers die in dit
marktsegment regelmatig of incidenteel een verdeler samenstellen. Naast dit zakboek biedt
Hager nog andere hulpmiddelen om deze verdelers samen te stellen. Op deze extra service
willen wij u graag wijzen.
Voor het snel en eenvoudig calculeren staat het programma “1-2-3 Schema” gratis ter beschik-
king voor u. In drie eenvoudige stappen kunt u een verdeler t/m 125 A ontwerpen, inclusief
schema, stuklijst, prijs en vooraanzicht. Na opdracht kunt u gebruik maken van het coderings-
programma Semiolog. Hiermee maakt u in een handomdraai de coderingen voor de compo-
nenten in de verdeler.
Voor uitgebreide informatie en keuzemogelijkheden kunt u ook gebruik maken van de catalo-
gus “Energiedistributiesystemen”, of een van de vele productbrochures. Deze zijn digitaal en
in gedrukte vorm beschikbaar. Kijk voor meer informatie op www.hager.nl/documentatie
Wij wensen u een goed ontwerp en efficiënte samenbouw van uw verdeler toe.
Hager
Zakboek verdelers tot 125 A
Inleiding 4
Normering 4
1. Toepassingsgebied 5
2. Normatieve verwijzingen 5
3. Gegevens schakel- en verdeelinrichting
3.1 Stroomsoort / stroomstelsel 6
3.2 PEN-leiding 9
3.3 Vermogensautomaten
Selectiviteit 10
3.4 Smeltpatronen
Selectiviteit 12
3.5 Kortsluitvastheid
Bepalen van de te verwachten kortsluitstroom 15
3.6 Aardlekschakelaars
Selectiviteit 16
3.7 Installatieautomaten en smeltveiligheden
Karakteristieken 21
Maximale kabellengte bij kortsluiting 21
Selectiviteit 24
3.8 Schakelaars en scheiders 26
3.9 Overspanningsbeveiliging 27
3.10 Loadmanagement 28
3.11 Gelijktijdigheidsfactor 29
3.12 Warmteberekeningen 30
3.13 Aardverspreidingsweerstand 35
4. Keuze behuizing
4.1 Beschermingsgraad 38
4.2 Klasse I (geaarde verdelers) / Klasse II (dubbel geïsoleerde verdelers) 39
5. Schakelen en scheiden 40
6. Bedrading en verbindingen
6.1 Bedradingsdoorsnede 41
6.2 Aandraaimomenten 43
7. Routineproeven 45
Bijlage A
Gegevens schakel- en verdeelinrichting 48
Bijlage B
Bepalen van de kortsluitstroom 51
Bijlage C
Beschermingsgraad / IP-aanduiding 53
Bijlage D
Doorverbindingsrails 54
Bijlage E
Keuringsrapport schakel- en verdeelinrichtingen ≤ 125 A 57
Bijlage F
Certificaat univers N - IEC 61439 62
Inleiding
Dit vereist natuurlijk goed vakmanschap, geleverd door vakkundig personeel en het gebruik
van de juiste materialen. De doelstelling van dit zakboek is om de installateur/paneelbouwer
de benodigde informatie aan te reiken om zo te komen tot een schakel- en verdeelinrichting die
voldoet aan alle normen en eisen die hieraan door de wetgever en opdrachtgever worden
gesteld.
Normering
Schakel- en verdeelinrichtingen vormen een onderdeel van de elektrotechnische installatie of
een machine. Tijdens de engineeringfase van een project wordt een installatieschema opge-
steld. Op basis van het installatieschema worden, met inachtneming van de installatienorm
(NEN1010) en/of de machinerichtlijn (NEN-EN-IEC 60204), de benodigde onderdelen voor de
schakel- en verdeelinrichting vastgesteld. Het ontwerp en de assemblage van de schakel- en
verdeelinrichting dient in overeenstemming met het gestelde in de norm voor schakel- en
verdeelinrichtingen (NEN-EN-IEC 61439) te geschieden (zie figuur 1).
NEN-EN 50110
NEN 3140
NEN 3140
Schakel- en verdeelinrichting
10 kV / MACHINE
400 V
Schakel- en verdeelinrichting
M
M
M
M
NEN
1041 NEN-EN-IEC-61439
NEN-EN-IEC 60439 M
NEN-EN-IEC-61439
NEN-EN-IEC 60439
Figuur 1
Iedere paneelbouwer, maar ook de installateur die een schakel- en verdeelinrichting samenstelt
en/of wijzigingen aanbrengt, dient kennis te nemen van de NEN-EN-IEC 61439.
4 versie 2.0
1. Toepassingsgebied
Het zakboek is van toepassing op geheel aan typeproeven onderworpen schakel- en verdeelin-
richtingen met een nominale stroom t/m 125 A.
2. Normatieve verwijzingen
De volgende documenten bevatten bepalingen die, doordat ernaar wordt verwezen, deel uit-
maken van dit handboek.
NEN1010:2007 reeks Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
NPR 5310:2012 Nederlandse Praktijkrichtlijn bij NEN1010
NEN-EN-50110-1:2013 Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Algemene
eisen
NEN 3140:2011NL Bedrijfsvoering van elektrische installaties –
Aanvullende Nederlandse bepalingen voor laagspannings-
installaties
NEN-EN-IEC 61439-1:2011 Laagspanningsschakel- en verdeelinrichtingen
Deel 1: Algemene regels
NEN-EN-IEC 61008-1:2006 Aardlekschakelaars zonder ingebouwde
overstroombeveiliging voor huishoudelijk en soortgelijk
gebruik(RCCB's) – Deel 1: Algemene bepalingen
NEN-EN-IEC 61009-1:2006 Aardlekschakelaars met ingebouwde overstroombeveiliging voor
huishoudelijk en soortgelijk gebruik (RCBO's) –
Deel 1: Algemene bepalingen
NEN-EN-IEC 60204-1:2006 Veiligheid van machines - Elektrische uitrusting van machines -
Deel 1: Algemene eisen
versie 2.0 5
Netcode De wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders
zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van
de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren
van transport van elektriciteit over het net.
Alvorens tot het ontwerp van de schakel- en verdeelinrichting over te gaan dienen een aantal
gegevens bekend te zijn. Bijlage A-3 (pag. 35) geeft u een voorbeeld van een checklist, die u
kunt gebruiken voor het verzamelen van de benodigde gegevens.
NEN1010:2007 - bepaling 514
NPR5310 - blad 50
Indien de aan te sluiten elektrische installatie verbruikende toestellen bevat die op drie fasen moeten worden
aangesloten kan de netbeheerder een drie-fasen aansluiting verlangen < 5,5 kVA.
De netbeheerder bepaalt of het net, of een gedeelte ervan, in aanmerking komt als TN-stelsel
te worden gebruikt.
n TT-stelsel
n TN-S-stelsel
n TN-C-S stelsel
6 versie 2.0
TT-stelsel
Kenmerkend voor een TT-stelsel is dat de voedingsbron rechtstreeks is geaard en de installatie
(metalen gestellen) afzonderlijk of groepsgewijs is geaard door middel van een ter plaatse aan-
gebrachte aardelektrode.
L1
L2
L3
L1
L2
L3
TN-S-stelsel
Kenmerkend voor een TN-stelsel is dat de beschermingsleiding direct met het sterpunt van de
voedingsbron is verbonden. Een TN-S-stelsel is hier een variant van, waarbij een afzonderlijke
beschermingsleiding door de gehele installatie is gebruikt.
versie 2.0 7
L1
L2
L3
PE
TN-S-stelsels zijn de meest voorkomende stelsels. Bij installaties met een aansluitcapaciteit
> 3 * 63 A worden uitsluitend TN-stelsels toegepast.
Bij schakel- en verdeelinrichtingen met een nominale stroom t/m 125 A treffen we doorgaans
TN-S-stelsels aan. Bij kleinere installaties kunnen om praktische en economische redenen de
nulleiding en de beschermingsleiding beter afzonderlijk worden uitgevoerd.
NEN1010:2007 - bepaling 543.4
TN-C-S-stelsel
Kenmerkend voor een TN-stelsel is dat de beschermingsleiding direct met het sterpunt van de
voedingsbron is verbonden. Een TN-C-S-stelsel is hier een variant van, waarbij in een gedeelte
van de installatie de nulleiding en de beschermingsleiding zijn gecombineerd tot PEN-leiding.
L1
L2
L3
PEN PE
deel
TN-C stelsel deel
TN-S stelsel
TN-C-S stelsel
8 versie 2.0
3.2 PEN-leiding
In TN-C-S -stelsels zijn de nulleiding en beschermingsleiding gedeeltelijk gecombineerd (TN-C
deel, aangeduid als PEN-leiding) en gedeeltelijk afzonderlijk (TN-S deel, aangeduid als PE- en
N-leiding) uitgevoerd, zie figuur 5. De scheiding van de PEN-leiding in een afzonderlijk PE- en
N-leiding dient zodanig te worden uitgevoerd dat de PEN-leiding aangesloten moet zijn op de
klem of rail voor de beschermingsleiding. De aardingsvoorziening dient als doorgaande verbin-
ding te worden uitgevoerd.
Spen = Sn PE
PEN
Hoofdschakelaar
L1
L1
L2
L2
L3
L3
Spen = Sn PE
PEN
N L1 L2 L3 PE
Hoofdschakelaar
L1
L1
L2
L2
L3
L3
PE
PEN
De vereiste kerndoorsnede van de PEN-leiding dient gelijk te zijn aan de vereiste kerndoor-
snede van de nulleiding. Praktisch gezien zal de vereiste kerndoorsnede van de beschermings-
leiding immers niet groter zijn dan de vereiste kerndoorsnede van de nulleiding.
versie 2.0 9
3.3 Vermogensautomaten
Kortsluitstromen veroorzaken een thermische belasting van de geleiders. De vermogensautomaat
bezit het vermogen om grote kortsluitstromen uit te schakelen. We onderscheiden hierin drie uit-
voeringen:
Onvertraagde vermogensautomaten
(Bouwgrootte 125, catalogus Energiedistributiesystemen 2010/2011 pag. 22.8)
• Schakelt de hoogst optredende waarde van een kortsluitstroom af.
• Selectiviteit: “Stroomselectiviteit”
Kortvertraagde vermogensautomaten
(Bouwgrootte 250, catalogus Energiedistributiesystemen 2010/2011 pag. 22.16)
• Toepassen bij een selectieve opbouw van de installatie
• Selectiviteit: “Stroom-tijdselectiviteit”
Kortsluitstroom begrenzende vermogensautomaten
(Bouwgrootte 630, catalogus Energiedistributiesystemen 2010/2011 pag. 22.23)
• Toepassen bij zeer hoge kortsluitstromen (hoofdverdelers)
• Toepassen in combinatie met kleinere typen kortsluitstroombegrenzende automaten (installa-
tieautomaten) in bijvoorbeeld onderverdelers (Cascadeschakeling).
Eén van de belangrijkste voordelen van vermogensautomaten ten opzichte van smeltveilig-
heden is de instelbaarheid. IZ = IN = IB. In veel gevallen kan hierdoor op de kabeldoorsnede
worden bespaard.
De keuze van de vermogensautomaat hangt af van:
• Uitschakelvermogen
• Thermische uitschakeling
• Magnetische uitschakeling
• Selectiviteit
Tevens is de maximaal optredende kortsluitstroom ter plaatse (zie 3.5) van belang in verband
met de cascadeschakeling (tabel 2) en selectiviteit (tabel 3) van de vermogensautomaten.
NEN1010:2005 - bepaling 434.5.1
Vermogensautomaat
E125 NJ S125 NJ S400 NJ
Voorgeschakeld S125 NF S160 NJ S400 NE
S250 NJ S630 CE
[25 kA] [36 kA] [50 kA]
Nageschakeld
16-125 A 16-250 A 400-630 A
Afschakelvermogen Karakteristiek
[kA]
Serie MB 6 kA(1) B 25 kA 30 kA 15 kA
Serie MC 6 kA(1) C 25 kA 30 kA 15 kA
Serie NB 10 kA(1) B 25 kA 30 kA 25 kA(3)
Serie NC 10 kA(1) C 25 kA 30 kA 25 kA (3)
Serie HM 15 kA(2) C 20 kA 20 kA 10 kA
10 versie 2.0
Cascade tabellen
Upstream: Tembreak2 vermogensautomaat (MCCB)
Downstream: installatieautomaat
Upstream MCCB
Downstream installatieautomaat
Model S160SCJ (25 kA) S125NJ (36 kA) S125GJ (65 kA) S160NJ (36 kA) S160GJ (65 kA) E250SJ (25 kA) S250NJ (36 kA) S250GJ (65 kA)
Model S160SCJ (25 kA) S125NJ (36 kA) S125GJ (65 kA) S160NJ (36 kA) S160GJ (65 kA) E250SJ (25 kA) S250NJ (36 kA) S250GJ (65 kA)
In 125 A 125 A 125 A 160 A 160 A 250 A 250 A 250 A
Nxx 6A 25 30 30 25 25 25 25 25
(10 kA) 10 A 25 30 30 25 25 25 25 25
16 A 25 30 30 25 25 25 25 25
20 A 25 30 30 25 25 25 25 25
25 A 25 30 30 25 25 25 25 25
32 A 25 30 30 25 25 25 25 25
40 A 25 30 30 23 23 23 20 23
50 A 25 30 30 23 23 23 23 23
63 A 25 30 30 23 23 23 23 23
versie 2.0 11
3.4 Smeltpatronen
Zie brochure weber.fuses voor uitgebreide productoverzichten en technische informatie.
Smeltpatronen
63 Houder
35 smeltpatroon
D-patronen
Houder DII DIII
(schroefkop E27) (schroefkop E33)
IN (A) 2 4 6 10 16 20 25 35 50 63
Kleur
melderknop rose bruin groen rood grijs blauw geel wart wit koper
Tabel 4
Mespatronen
Bij schakel- en verdeelinrichtingen met een nominale stroom tot/met 125 A is doorgaans de
maximaal te verwachten kortsluitstroom ter plaatse ten hoogste 10 kA. Beveiligingstoestellen
of combinaties van beveiligingstoestellen dienen hiertegen bestand te zijn. Rekening moet
worden gehouden met:
• Kortsluitvermogen (cascade)
• Selectiviteit
Cascade
Installatieautomaat gG max
100 A 160 A
4,5 kA MH / MJ 10 kA
Tabel 6
6 kA MB / MK / MC 10 kA
Selectiviteit wordt niet geregeld in de NEN1010. Wel dient gezorgd te worden dat de installatie
voldoende betrouwbaar en bedrijfszeker is. Dit wordt geregeld in rubriek 314.
12 versie 2.0
Om te kunnen voldoen aan rubriek 314 dienen beveiligingstoestellen selectief te zijn.
We onderscheiden drie vormen van selectiviteit;
Selectiviteitvormen
B
Absolute selectiviteit Ongeacht de hoogte van de te verwachten IK
kortsluitstroom, de foutstroom wordt onderbroken door B
A
Selectiviteitgrens 2000A
Selectiviteitgrens 2000A
Tabel 7 – Selectiviteit
Voorbeeld:
63 16A/C-karakteristiek/6kA
63
Ik = 3kA
Uit tabel 9 kunnen we aflezen dat de selectiviteit tussen een smeltveiligheid Diazed 63 A en een
installatieautomaat 6 kA/16 A/C 4600 A bedraagt. De maximaal optredende kortsluitstroom ter
plaatse bedraagt 3000 A. We spreken hier van volledige selectiviteit.
versie 2.0 13
Selectiviteitstabellen smeltveiligheden/installatie- De voorgeschakelde beveiliging (horizontaal) is selectief
automaten 4,5 kA B, C / 6 kA B, C t.o.v. de nageschakelde beveiliging (verticaal) tot aan de
4,5 kA B (MH) stroomwaarde in de kruistabel (kA).
Smeltveiligheid gL/gl NH00 Smeltveiligheid Diazed Smeltveiligheid Diazed traag
In 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 125 A 160 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 16 A 20 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A
6 A 1,3 2 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 1,1 2,4 4,5 4,5 4,5 4,5 0,6 1 1,7 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5
10 A 1,2 1,6 3 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 0,9 1,7 3 4,5 4,5 4,5 0,5 0,7 1,1 2,8 4,5 4,5 4,5 4,5
16 A 1,2 2,6 3,5 4,5 4,5 4,5 4,5 1,4 2,6 4,5 4,5 4,5 0,5 0,9 2,0 4,1 4,5 4,5 4,5
20 A 2,3 3 4,5 4,5 4,5 4,5 2,3 4,1 4,5 4,5 1,9 3,8 4,5 4,5 4,5
25 A 2,1 2,7 4,5 4,5 4,5 4,5 2,1 3,8 4,1 4,5 3,2 4,5 4,5 4,5
32 A 1,9 2,5 4 4,5 4,5 4,5 1,9 3,2 3,8 4,5 3 4,5 4,5 4,5
4,5 kA C (MJ)
Smeltveiligheid gL/gl NH00 Smeltveiligheid Diazed Smeltveiligheid Diazed traag
In 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 125 A 160 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 16 A 20 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A
2 A 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 1,5 2,5 3 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5
4 A 3,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 3 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 1 1,5 2,6 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5
6 A 1,1 1,8 3,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 1 2 4,5 4,5 4,5 4,5 0,5 0,8 1,5 4,3 4,5 4,5 4,5 4,5
10 A 1 1,2 2,5 4 4,5 4,5 4,5 4,5 0,7 1,4 3,2 4,5 4,5 4,5 0,4 0,6 1 2,4 4,5 4,5 4,5 4,5
16 A 0,9 1,3 2,8 3,8 4,5 4,5 4,5 1 2,4 4,5 4,5 4,5 0,4 0,7 1,8 3,8 4 4,2 4,5
20 A 1 2,5 3,2 4,5 4,5 4,5 2,1 4,4 4,5 4,5 1,6 3,2 3,8 4 4,5
25 A 2 2,8 4,5 4,5 4,5 1,8 3,4 3,8 4,5 3 3,5 3,6 4,5
32 A 2,5 4,5 4,5 4,5 2,8 3,5 4 2,9 3,1 4,2
Cascade: MH/MJ 40 kA 20 kA
gl max. 100 A 160 A
Tabel 8 – Selectiviteittabel smeltveiligheid/installatieautomaten 4,5 kA B, C
6 kA B (MB/MK)/ADA
Smeltveiligheid gL/gl NH00 Smeltveiligheid Diazed Smeltveiligheid Diazed traag
In 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 125 A 160 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 16 A 20 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A
6 A 1,3 2 4,7 6 6 6 6 6 1,1 2,4 4,7 6 6 6 1 1,7 4,6 6 6 6 6
10 A 1,2 1,6 3 4,5 6 6 6 6 0,9 1,7 3 6 6 6 1,1 2,8 5 6 6 6
16 A 1,2 2,6 3,5 6 6 6 6 1,4 2,6 4,9 5,8 6 0,9 2 4,1 6 6 6
20 A 2,3 3 5,5 6 6 6 2,3 4,1 5 6 3,8 6 6 6
25 A 2,1 2,7 4,7 6 6 6 2,1 3,8 4,1 6 3,2 6 6 6
32 A 1,9 2,5 4 6 6 6 1,9 3,2 3,8 6 3 6 6 6
40 A 2,2 3,2 6 6 6 2,8 3,1 5,8 5 6 6
50 A 4,5 6 6 2,3 5,2 4,6 6
63 A 4 6 6 4,3 6
6 kA C (MC)/ADA
Smeltveiligheid gL/gl NH00 Smeltveiligheid Diazed Smeltveiligheid Diazed traag
In 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 125 A 160 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A 16 A 20 A 25 A 35 A 50 A 63 A 80 A 100 A
6 A 1,1 1,8 3,5 5,5 6 6 6 6 1 2 4,5 6 6 6 0,8 1,5 4,3 5 6 6 6
10 A 1 1,2 2,5 4 5 6 6 6 0,7 1,4 3,2 6 6 6 1 2,4 4,7 4,6 6 6
16 A 0,9 1,3 2,8 3,8 6 6 6 1 2,4 4,6 5,2 5,5 0,8 2 3,8 4 4,2 6
20 A 1 2,5 3,2 5,5 6 6 2,1 4,4 4,8 5,5 3,2 3,8 4 6
25 A 2 2,8 5,1 6 6 1,8 3,4 3,8 4,7 3 3,5 3,6 6
32 A 2,5 4,5 6 6 2,8 3,5 4 2,9 3,1 4,2
40 A 3,8 6 6 1,9 2,8 3,8 2,7 3,8
50 A 2,5 6 6 3,5 3,6
63 A 6 6
Cascade: MB/MK/MC 50 kA 25 kA
gl max. 100 A 160 A
14 versie 2.0
3.5 Kortsluitvastheid
Het zelf ontwerpen van schakel- en verdeelinrichtingen met behulp van geprefabriceerde
bouwstenen beperkt de daarbij vereiste specialistische kennis bij de installateur tot een
minimum. Toch dien je rekening te houden met enkele belangrijke criteria. Het verschijnsel
kortsluiting maakt daar deel van uit.
Schema Bepalen van de kortsluitstroom Verwijzing
versie 2.0 15
De te verwachten kortsluitstroom dient te worden bepaald voor ieder relevant punt van de
installatie. Dit kan door middel van meting (bestaande installatie) of door berekening (nieuwe
installatie). Bij het ontwerp van de schakel- en verdeelinrichting dient rekening te worden
gehouden dat de constructie voldoende bestand is tegen de thermische en dynamische
belastingen door kortsluitstromen tot de nominale waarden.
NEN-EN-IEC 61439-1_bepaling 9.3.1
Indien installateurs een schakel- en verdeelinrichting bestellen bij een gecertificeerd paneel-
bouwbedrijf, dan dient de installateur de waarde van de te verwachten kortsluitstroom, ter
plaatse van de opstelling, aan de paneelbouwer op te geven.
3.6 Aardlekschakelaars
In de “NEN1010:2007 art. 411.3.3 - Aanvullende bescherming” is bepaald dat in wisselspan-
ningssystemen aanvullende bescherming tot stand moet worden gebracht door een toestel
voor aardlekbeveiliging in overeenstemming met art. 415.1 voor;
- contactdozen met een toegekende stroom van ten hoogste 20 A voor algemeen
gebruik door leken.
- verplaatsbaar elektrisch materieel met een toegekende stroom van ten hoogste 32 A
voor gebruik buiten en
- aansluitpunten voor verlichting in ruimten met een woonfunctie, een celfunctie of een
logiesfunctie of in woonschepen. Dit geldt niet voor aansluitpunten voor verlichting in
gemeenschappelijke verkeersruimten.
Deze bepaling is niet van toepassing op installaties van vóór 1975 en in niet tot bewoning be-
stemde gebouwen die zijn aangelegd volgens NEN 1010:2005 of een eerdere editie van NEN
1010.
Art 415.1.1 zegt dat het gebruik van toestellen voor aardlekbeveiliging met een toegekende
aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA wordt in wisselspanningssystemen beschouwd als
aanvullende bescherming in het geval van:
- een defect aan de voorziening voor basisbescherming;
- een defect aan de voorziening voor foutbescherming;
- zorgeloosheid van de gebruiker.
16 versie 2.0
Op één toestel voor aardlekbeveiliging met een
I∅N = 30 mA mogen ten hoogste vier eindgroepen zijn
I∆N = 30mA
aangesloten
Selectiviteit
Een installatie dient voldoende betrouwbaar en bedrijfszeker te zijn. Dit wordt geregeld in
rubriek 314 van de NEN1010:2007-H3.
Hierdoor dient ook rekening te worden gehouden met de selectiviteit tussen toestellen voor
aardlekbeveiliging onderling.
314.1
Iedere installatie moet, waar noodzakelijk, zijn opgedeeld in meer dan één stroomketen om:
d) bij defecten gevaar te vermijden en de nadelige gevolgen zo gering mogelijk te houden;
e) veilig(e) inspectie, beproeving en onderhoud mogelijk te maken;
f) rekening te houden met gevaar dat zou kunnen ontstaan door een storing in een stroomketen,
bijvoorbeeld een stroomketen voor verlichtingsdoeleinden.
314.2
Delen van installaties die onafhankelijk van elkaar moeten worden bedreven moeten door afzonderlijke
distributiegroepen zijn gevoed, waarbij deze stroomketens niet worden beïnvloed door storingen in
andere stroomketens
NEN1010:2007 - bepaling 535.3
versie 2.0 17
Indien het noodzakelijk is dat twee toestellen voor aardlekbeveiliging in serie worden geplaatst,
dan dient rekening te worden gehouden met selectiviteit.
Om voldoende selectiviteit te waarborgen moet tegelijkertijd voldaan worden aan de volgende
voorwaarden:
B
a) Tijdselectiviteit
S
A Het aardlekbeveiligingstoestel aan de voedende
zijde moet een zodanige stroom/tijd- karakteris-
tiek hebben dat dit toestel niet aanspreekt
binnen de stroom/tijd-karakteristiek van het
Hoofdverdeler Onderverdeler B aardlekbeveiligingstoestel aan de belastingszijde
A
S en
b) Stroomselectiviteit
De nominale aanspreekstroom van het aardlek-
beveiligingstoestel aan de voedende zijde moet
hoger zijn dan die van het aardlekbeveiligings-
Aardlekbeveiliging A: Selectieve uitvoering (S-type), symbool S toestel aan de belastingszijde.
I∆N (toestel A) ≥ 3 x I∆N (toestel B)
Maximale uitschakeltijden
Stelsel Wisselspanning
120 V < U0 ≤ 230 V
Eindgroep Distributiegroep
t/m 32 A WCD’s > 32 A zonder WCD’s
TT t ≤ 200 mSec * t ≤ 1 Sec
t ≤ 400 mSec *
TN t ≤ 400 mSec * t ≤ 5 Sec
Note: Bij een TT-stelsel met een “hoge” aardverspreidingsweerstand dus ALTIJD een maximale uitscha-
keltijd van 200 mSec.
NEN-EN-IEC 61008-1 - bepaling 5.3.12
NEN-EN-IEC 61009-1 - bepaling 5.3.8.
NEN1010:2007 - bepaling 411.3.2.2
Tabel 10 – Uitschakeltijden
18 versie 2.0
Rekenvoorbeeld
Bij een RA van 166 Ω is de foutverschilstroom ruim 4,5 x I∅N. Zowel de standaard aardlekbevei-
liging als het S-type aardlekbeveiliging schakelt ruim binnen de gestelde tijd uit en mag worden
toegepast als foutbescherming overeenkomstig het gestelde in de NEN1010.
NEN1010:2007 - bepaling 411.5.3
Bij het testen van aardlekbeveiliging op de uitschakeltijd dient u uit te gaan van de waarden,
zoals vermeld bij I∅N.
NEN1010:2007 - bepaling 61.3.6.1
Beter is het om per eindgroep voor aardlekbeveiliging te kiezen door toepassing van Hager
aardlekautomaten. Hiermee wordt voorkomen dat de som van de lekstromen van de op de-
zelfde aardlekschakelaar aangesloten eindgroepen onnodig uitschakelen van de aardlekscha-
kelaar veroorzaakt.
NEN1010:2007 - bepaling 531.2.1.3
versie 2.0 19
3.7 Installatieautomaten en smeltveiligheden
In de NEN1010:2007 wordt in artikel 411.3.2 eisen gesteld voor automatische uitschakeling van
de voeding. Dit kan geschieden door toepassing van smeltveiligheden of installatieautomaten.
De nominale stroom van smeltpatronen moet zijn gekozen volgens bijlage tabel 53C
(NEN1010:2007). Uit de tabel blijkt dat er een verschil bestaat tussen IZ en IN van minstens
10%. Voor doorsmeltkarakteristieken zie brochure weber.fuses: NH - pagina 33 en D - pagina
56.
100
60
I1= 1,13xIn I2=1,45xIn
Voor installatieautomaten geldt;
40
IB ≤ IN ≤ IZ
20
10
6
4
10
6
4
2
==> IN = IZ
1
0,6
0,4
Figuur 11 – Uitschakelkarakteristiek
20 versie 2.0
Karakteristieken
Installatieautomaten zijn verkrijgbaar met een B-, C- of D-karakteristiek (zie figuur 11). Voor de
beveiliging tegen overbelasting (thermische beveiliging) zijn installatieautomaten met een B-, C-
of D-karakteristiek gelijk. Het verschil zit in de beveiliging tegen kortsluiting (elektromagneti-
sche beveiliging).
Tabel 11
De zwakste ideële kortsluitstroom is de stroom die optreedt bij een kortsluiting in het punt dat
het verst van de voeding is verwijderd.
B-karakteristiek
maximale lengte (m)
C-karakteristiek
0,5 x maximale lengte (m)
D-karakteristiek
0,25 x maximale lengte (m)
Figuur 12
versie 2.0 21
Bij het toepassen van smeltveiligheden en installatieautomaten gelden tabel 12a en 12b voor
het bepalen van de maximale lengte van tegen kortsluiting beveiligde leidingen. Hierbij is de
keuze van de karakteristiek ook van belang.
22 versie 2.0
Isolatiemateriaal: XLPE, EPR of PVC3)
Kernmateriaal: koper6)
Sluiting: 1. tussen een fase en de nul (0,1 s)4) 5)
2. tussen een fase en de beschermingsleiding (0,1 s)7) 8)
Spanning: 1. tussen fase en nul (U0): 230 V
2. tussen fase en beschermingsleiding: 230 V
S Nominale stroom van installatieautomaten type B volgens NEN-EN60898 (A)
mm²
6 10 16 20 25 32 40 50 63
1,5 199 119 74 59 47 37 29 23 18
2,5 324 195 122 97 78 61 48 39 30
4 521 313 195 156 125 98 78 62 49
6 781 468 293 234 187 146 117 94 74
10 x1) 788 493 394 315 246 197 158 125
16 x1) x1) 784 627 502 392 314 251 199
25 x1) x1) x1) 992 794 620 496 397 315
1) De lengte is groter dan 1000 m, maar de waarde is niet opgenomen in deze tabel.
2) De leiding wordt overbelast omdat i²t > k²S².
3) Niet toepasbaar voor leidingen met isolatie van PVC omdat de leidingen worden overbelast.
4) Een vermenigvuldigingsfactor 1,73 mag worden toegepast (zie NEN1010, tabel A53).
5 Bij een kleinere doorsnede van de nul geldt een vermenigvuldigingsfactor 0,67.
6 Voor leidingen van aluminium moet de lengte zijn vermenigvuldigd met een factor 0,40.
7) De beschermingsleiding heeft een doorsnede die gelijk is aan de doorsnede van de fase.
8) Indien de beschermingsleiding een doorsnede heeft die de helft is van de doorsnede van de fase overeen-
komstig tabel 54C, moet de lengte zijn vermenigvuldigd met een factor 0,67.
9) Voor installatieautomaten type C en type D geldt een vermenigvuldigingsfactor van respectievelijk 0,5 en
0,25.
versie 2.0 23
Selectiviteit
Absolute selectiviteit (zie 3.4) komt bij installatieautomaten niet voor. Deelselectiviteit (selectivi-
teitgrens) wordt vastgesteld op basis van de gegevens van de fabrikant (zie tabel 13).
B
A
A IK
Selectiviteitgrens
24 versie 2.0
Om te bepalen of de installatie volledig selectief is dient eerst de te verwachten kortsluitstroom
te worden bepaald (zie 3.5).
Bij selectiviteit wordt doorgaans aan selectiviteit bij kortsluiting gedacht. Selectiviteit bij overbe-
lasting kan ook aan de orde zijn. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de voorbelas-
ting.
IN = 25A/C
Voor de installatieautomaat van 63 A geldt:
IB = 22A I1 = 1,13 x IN = 1,13 x 63 A = 71,2 A
1
I2 = 1,45 x IN = 1,45 x 63 A = 91,4 A
IN = 63A/C IN = 25A/B
IB = 19A
IB = 55A 2
Voor de installatieautomaat van 16 A geldt:
IN = 20A/B
IB = 14A I1 = 1,13 x IN = 1,13 x 16 A = 18 A
3 I2 = 1,45 x IN = 1,45 x 16 A = 23,2 A
IN = 16A/B
4
Figuur 13
Thermische uitschakeling
De installatieautomaat mag bij de stroom I1 niet binnen 1 uur aanspreken. Bij de stroom I2 moet
de installatieautomaat binnen 1 uur aanspreken.
Bij een voorbelasting van 55 A is er geen selectiviteit bij overbelasting indien groep 4 wordt
overbelast. De stroomopwaarts geplaatste installatieautomaat schakelt de gehele installatie af.
versie 2.0 25
3.8 Schakelaars en scheiders
Definities
Schakelaar
Toestel voor het sluiten en openen van een stroomketen of
meerdere stroomketens
Lastschakelaar
Schakelaar voor bediening bij normaal bedrijf
Toelichting
Onder normaal bedrijf worden tevens gerekend overbelastingen zoals
omschreven in NEN-EN-IEC 60947-3. Lastschakelaars zijn in het alge-
meen in staat om kortsluitstromen in te schakelen.
Contactor/magneetschakelaar
Mechanische lastschakelaar (magneetschakelaar) die slechts
één ruststand heeft en niet met de hand wordt bediend
Scheider
Toestel, niet zijnde een schakelaar, bestemd om in open stand
een veilige scheiding tussen delen van een stroomketen tot
stand te brengen
Toelichting
Een scheider is niet geschikt om elektrisch vermogen van enige beteke-
nis te schakelen.
Lastscheider
Lastschakelaar die in open stand aan de omschrijving van een
scheider voldoet
De nominale stroom die een schakelaar kan verdragen hangt nauw samen met de aangesloten
belasting. De keuze van de schakelaar hangt daarom niet alleen af van de vereiste nominale
stroom, maar tevens dient rekening te worden gehouden met in- en uitschakelstromen. In het
verleden zijn hiervoor de gebruiksklasse vastgesteld (zie tabel 14). In de laatste jaren zijn echter
vele verlichtingsarmaturen op de markt gekomen met elektronische voorschakelapparaten die
een capacitieve load hebben. Deze problematiek wordt beschreven in de volgende paragraaf;
Loadmanagement..
Onderbrekings- en inschakelvermogen
Gebruiksklasse Gebruik Toepassing
wisselstroom
AC 20 Stroomloos schakelen Scheiders
AC 21 Ohmse belasting/ zwak inductief en hoofdschakelaars
AC 22 Inductief Shunt-motors
en condensatorbatterij
AC 23 Sterk inductief Eén of meerdere motoren
Tabel 14
26 versie 2.0
3.9 Overspanningsbeveiliging
Voor een effectieve beveiliging tegen overspanning, veroorzaakt door bliksem of schakelhande-
lingen in het net, is het noodzakelijk een selectief opgebouwd 3-traps beveiligingsconcept toe
te passen. Dit bestaat uit:
Trap 1;
Met type 1 bliksemstroombeveiliging wordt de hoofdvoeding beveiligd. Deze wordt in de
hoofdverdeler geplaatst.
Trap 2;
De type 2 overspanningsbeveiliging wordt voornamelijk toegepast in onderverdelers. Indien de
onderverdeler tevens de hoofdverdeler is kan een gecombineerde overspanningsbeveiliging
SPN8xx toegepast worden.
Trap 3;
Apparatuurbeveiliging dient met name voor gevoelige apparatuur (elektronica). De type 3
beveiliging moet dicht bij de apparatuur geplaatst worden maar kan als de afstand niet te
groot is ook in de onderverdeler ondergebracht worden.
Elektrische installatie
IB
Bliksem- Over- Apparatuur-
stroom- spannings- beveiliging
beveiliging beveiliging (fijn-
(grofbeveiliging) (middel- beveiliging)
B beveiliging) D
≤ 4 kV ≤1,5 kV
C
type 1 type 3
type 2 ≤ 1,25 kV
6 kV
4 kV
1,5 kV
Tabel 15
versie 2.0 27
3.10 Loadmanagement
Inschakelproblematiek was tot voor kort sterk gebonden aan motoren en inductieve apparaten.
Tegenwoordig zijn het elektronische voorschakelapparaten van verlichting en netadapters die
om een goed toegesneden installatie vragen. Naast de piekstromen bij het inschakelen kunnen
in een 3-fasennet aanzienlijke nulstromen ontstaan waarop mogelijk de doorsnede van de nul
aangepast moet worden.
In een huisinstallatie, waar meestal maar één lamp achter een schakelaar zit, is het aangesloten
vermogen dermate laag dat dit geen problemen geeft. In winkels, kantoren, werkplaatsen, stal-
len e.d., waar meerdere verlichtingsarmaturen door één component worden geschakeld en de
armaturen over de drie fasen zijn verdeeld, kunnen problemen optreden. De problemen treden
op in de vorm van vastgebakken of verbrande contacten, uitgebrande nulleiders en uitvallende
beveiligingen na een korte stroomonderbreking van het energienet.
Van de ontwerper van een installatie wordt verwacht dat hij/zij een goed ontwerp maakt dat mi-
nimaal voldoet aan de norm en probleemloos werkt voor vele jaren.
Niet alleen bij nieuwe installaties kunnen problemen optreden. Ook bij bestaande installaties
waar verlichtingsarmaturen vervangen worden of in de loop der jaren veel elektronische appa-
ratuur met netadapters (laptops) en UPS-en bijgeplaatst zijn, kunnen problemen optreden.
Vanwege de grote verscheidenheid aan armaturen en de snelheid waarmee zij door een nieu-
wer type worden vervangen is het onmogelijk voor Hager om tabellen te maken (en bij te hou-
den) met het aantal lampen wat door een component geschakeld of beveiligd kan worden.
Advies is om, bij het ontwerpen of aanpassen van installaties, de leverancier van de armaturen
te vragen naar de verwachte inschakelpieken en eventuele nulstromen (bij gelijkwaardige ver-
deling over de drie fasen). Aan de hand van deze gegevens kan de belasting per contact de
beveiliging en de doorsnede van de nulleider gekozen worden. Hager heeft in haar pakket ook
uitvoeringen van schakelende componenten die een hogere piekbelasting aan kunnen.
Wilt u zich verder verdiepen in deze problematiek dan biedt Hager de training EDS06; “Mo-
derne belastingen en het ontwerpen van energiedistributiesystemen”.
28 versie 2.0
3.11 Gelijktijdigheidsfactor
De nominale waarde van de gelijktijdigheidfactor van een schakel- en verdeelinrichting is de
verhouding van de som van alle op een willekeurig tijdstip te verwachten stromen tot de som
van de nominale stromen.
∑ ∑
∑ IB
IN = 25A/C
IB = 22A Gelijktijdigheidsfactor = -------
1
∑ IN
IN = 25A/B
IB = 22A
2
IN = 25A/B 174 A
IB = 22A
3 Gelijktijdigheidsfactor = -------
IN = 20A/B 211 A
4 IB = 18A
IN = 20A/B
IB = 18A
5
IN = 16A/B
IB = 14A Gelijktijdigheidsfactor = 0,82
6
HS 200A
IN = 16A/B
IB = 14A
7
IN = 16A/C
IB = 10A
8
40A/30mA IN = 16A/B
IB = 14A
9
IN = 16A/B
IB = 12A
10
IN = 16A/B
IB = 8A
11
Figuur 14
Doorgaans zijn de te verwachten stromen op een willekeurig tijdstip niet voorhanden. In dat
geval kun je de tabel uit de NEN-EN-IEC 61439-1 toepassen.
Tabel 16
versie 2.0 29
3.12 Warmteberekening
In een verdeler kan warmte lastige problemen veroorzaken die achteraf moeilijk te herstellen
zijn. Onterecht uitvallende beveiligingen of defecten door versnelde veroudering kunnen
voorkomen worden door een goed ontwerp te maken, waarbij de warmtehuishouding vooraf
gecheckt wordt.
In de norm NEN-EN-IEC 61439-1 Hoofdstuk 10.10 wordt daarom gevraagd om een “verificatie
van de temperatuurverhoging”. Voor schakelinrichtingen met een enkel compartiment van ten
hoogste 630A dient dit door berekening te geschieden.
30 versie 2.0
Er kan ook voor meer natuurlijke ventilatie gezorgd worden door het plaatsen van deuren met
ventilatieopeningen. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met de vereiste IP graad
voor de verdeler. Mocht dit alles niet voldoende zijn dan kan een geforceerde koeling aange-
bracht worden met een ventilator of zelfs met een warmtewisselaar.
De berekening
In feite houdt de berekening niet meer in dan het vergelijken van de “opgetelde waarden van
de verliesvermogens van de componenten en bedrading Pv” met “het toelaatbare warmtedoor-
laatvermogen Ptoel” van de behuizing. Als de waarde van de componenten en bedrading Pv
lager is dan van de behuizing Ptoel dan voldoet de verdeler aan de eisen voor temperatuur-
verhoging.
Voorbeeld 1
Een verdeler met daarin een eindgroep van 16 A (MBN516E) heeft een aangesloten vermogen
van 2300VA-verlichting, die gemiddeld 10 uur per dag brandt. De installatieautomaat MBN516E
heeft een Pv van 5,2 W zonder bedrading en 9,47 W met bedrading. De stroom
door de automaat is bij belasting 2300 VA / 230 V = 10 A. Dit geeft een Pveff van
9,47 W*(10 A/16 A)2 = 9,47 W*0,39 = 3,7 W. De gelijktijdigheid dient op factor 1 te worden
gesteld omdat na inschakeling de verdeler na ca. 2 á 3 uur zijn bedrijfstemperatuur bereikt.
Voorbeeld 2
Een verdeler met daarin een magneetschakelaar ESC240 (In = 40 A, spoelspanning = 230 V,
2 maakcontacten) heeft een aangesloten vermogen van 3000 VA met een gemiddelde brand-
duur van 24 uur per dag. De magneetschakelaar heeft een Pv van 3,2 W per contact wat 6,4 W
totaal geeft. Daarnaast heeft de magneetschakelaar een nominaal verbruik na inschakelen van
7 VA. De stroom door de magneetschakelaar is bij belasting 3000 VA / 230 V = 13 A. Dit geeft
een Pveff van 6,4 W*(13 A/40 A)2 +7 VA = 0.68 W + 7 VA. De gelijktijdigheid is 1. In dit geval is
het raadzaam om een magneetschakelaar met 2 verbreekcontacten te kiezen waardoor de
spoel niet continue bekrachtigd hoeft te worden waardoor het vermogensverlies beperkt wordt
(0,68 W).
Als de aangesloten vermogens en de gelijktijdigheid niet bekend zijn mag gerekend worden
met een stroom van 100% van de nominale waarde van de hoofdschakelaar en de verdeelde
voedingsstroom over de eindgroepen. Voor de gelijktijdigheid mag van 0,6 worden uitgegaan.
Deze aannames dienen in de berekening vastgelegd te worden.
versie 2.0 31
Voorbeeld 3
Een verdeler waarvan het aangesloten vermogen nog niet bekend is heeft een hoofdschakelaar
SBN480 van 80A(In). Achter de hoofdschakelaar zijn 2 eindgroepen (F1-F2) MBN616E (3F+N,
16A, B-kar.) en 18 eindgroepen (F3 t/m F20) MBN516E (1F+N, 16A, B-kar), over de drie fasen
verdeeld, opgenomen. Voor de hoofdschakelaar dient het verliesvermogen bij de volledige
nominale stroom (80 A) genomen te worden. Hiervoor vinden we bij de productgegevens 8,1 W
inclusief bedrading. Afgaand dient de 80 A per fase verdeeld te worden over de eindgroepen.
De verdeling vindt als volgt plaats; Groep F1 en F2 volledig belast met 16 A geeft 2x 12 W =
24 W.
Omdat 2 x 16 A per fase is toegewezen aan de krachtgroepen wordt de overige stroom (80 A -
32 A= 48 A) toegewezen aan de volgende installatieautomaat en de daaropvolgende automa-
ten tot het punt dat de 80 A geheel verdeeld is. Per fase kunnen in dit geval nog 3 automaten
volledig belast meegerekend worden wat opgeteld resulteert in 9 volledig belaste MBN516E
installatieautomaten.
Voor de 9 eindgroepen MBN516 geldt; Pveff = 9,47 W*(16 A/16 A)2 = 9,47 W*1 =
9,47 W * 9 st = 85,23 W
Opgeteld is dit 8,1 W + 24 W + 85,23 W = 117,33 W totaal. Vermenigvuldigd met de gelijk-
tijdigheidsfactor van 0,6 geeft dit een totaal verliesvermogen in de verdeler van Pv = 70,4 W.
Figuur 15
32 versie 2.0
Voor het bepalen van het toelaatbare warmtedoorlaatvermogen Ptoel van de behuizing is het
noodzakelijk om eerst de maximaal toegelaten temperatuurverhoging ΔT te bepalen. Dit is het
verschil tussen de gemiddelde omgevingstemperatuur (indien niet bekend op 35oC stellen) en
de bedrijfstemperatuur van het ingebouwde component met de laagste waarde hiervoor.
De bedrijfstemperatuur is te vinden bij de technische gegevens van het component.
Bij de technische gegevens van de behuizingen zijn tabellen opgenomen die het warmtedoor-
laatvermogen Ptoel geven van de behuizing bij de gevonden ΔT. De tabel geeft verder de
waarde bij wandopbouw en wandinbouw van de behuizing.
Dan worden in de tabel twee waarden Ptoel (W) gegeven, de waarde bij
een hoogte van 50% en bij 75% van de behuizing. Indien de componen-
ten met een lage (ca.40oC) toegestane bedrijfstemperatuur (elektronica,
75%
aardlekschakelaars, aardlekautomaten) onderin de verdeler geplaatst zijn
mag worden uitgegaan van de (hogere) waarde bij 50% van de hoogte. 50%
Is dit niet het geval dan dient de waarde bij 75% te worden genomen.
Reden hiervoor is dat de warmte opstijgt in een verdeler zodat de tempe-
ratuur bovenin hoger is als in het midden of onderin de verdeler.
Voorbeeld 4
Een wandopbouw verdeler FWQ63P heeft ingebouwde componenten die gezamenlijk (rekening
houdend met de werkelijke stroom en gelijktijdigheidsfactor) een verliesvermogen Pveff van
53,8W hebben. De omgevingstemperatuur mag gemiddeld op een etmaal op 25oC
gesteld worden Het component met de laagste bedrijfstemperatuur is een aardlekschakelaar
CDA440G (40oC). Hieruit volgt dat ΔT= 40oC – 25oC = 15 K. In de onderstaande tabel voor het
toelaatbaar verliesvermogen Ptoel van de FWQ63P vinden we een waarde van 67,6 W bij een
hoogte van 50% en 50,1 W bij 75% van de hoogte.
30,3 50,1 71,6 94,6 118,6 28,6 47,3 67,7 89,3 112,1 75%
950 800 FWQ63
40,8 67,6 96,6 127,6 127,6 36,2 60,0 85,8 113,2 142,0 50%
Tabel 17
Indien de aardlekschakelaar onderin geplaatst is mag de waarde bij 50% van de behuizings-
hoogte als vergelijkingswaarde genomen worden. Pveff (53,8 W) is kleiner dan Ptoel (67,6 W).
De warmtehuishouding voldoet aan de eisen. Indien de aardlekschakelaar bovenin geplaatst is
dan kan de juiste en goede werking niet gegarandeerd worden, immers Pveff (53,8 W) is groter
dan Ptoel (50,1 W). Het ontwerp zal aangepast moeten worden zodat Pveff kleiner dan Ptoel
wordt.
versie 2.0 33
Laatste controle op het ontwerp
Als de berekening het gewenste resultaat geeft en Pveff kleiner is dan Ptoel, dient als laatste
nog gekeken te worden naar de stroom begrenzende factoren bij temperatuurverhoging. Dat
geldt vooral bij installatieautomaten. In de tabel “belastbaarheid van installatieautomaten” bij
de technische gegevens vinden we dat een 16A-installatieautomaat bij een temperatuur van
40oC niet hoger belast mag worden dan 14 A. De automaat zal bij een belasting van 16 A
mogelijk ten onrechte uitvallen. Ook met tegen elkaar geplaatste installatieautomaten dient met
correctiefactor “K” (zie technische gegevens) rekening te worden gehouden. De componenten
warmen elkaar wederzijds op, waardoor ze ten onrechte kunnen gaan uitvallen.
34 versie 2.0
3.13 Aardverspreidingsweerstand
TT-stelsels
Actieve delen van leidingen moeten door een of meer toestellen zijn beschermd, die de voe-
ding automatisch uitschakelen in geval van overbelasting en in geval van kortsluiting. Beveili-
gingstoestellen moeten aanwezig zijn om overbelastingsstroom in de leidingen in stroomketens
te onderbreken voordat deze stroom een temperatuurverhoging heeft veroorzaakt die nadelig is
voor de isolatie, de verbindingen, de aansluiting of de omgeving van de leidingen
(NEN1010:2007 – bepaling 430.1)
De beveiligingstoestellen die tegen overstroom worden toegepast worden ondergebracht in de
verdeelinrichting. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
25A/B
63A
50A
ZL= 0,1Ω
25A/B
stroomopwaarts
M
25A
MACHINE
RB= 0,4Ω RA
Figuur 16
Doorgaans zal een fout optreden in een van de toestellen welke worden beveiligd door de eind-
groepen (figuur 17).
16A/B
25A/B
63A
50A ZL= 0,1Ω
25A/B
M
25A
MACHINE
RB= 0,4Ω RA
Figuur 17
versie 2.0 35
Voor het bepalen van de grenswaarde van de aardverspreidingsweerstand dient echter te
worden uitgegaan van de slechtste situatie (figuur 16). We maken hierbij gebruik van vuistregels
(NPR5310 – blad 35).
Note: De vuistregels gelden voor D-patronen tot en met 25 A. De maximale uitschakeltijd in TT-stelsels
bedraagt 0,2 sec. De aanspreekstroom van een patroon van 50 A bij een uitschakeltijd van 0,2 sec.
bedraagt ca.400 A. De circuitweerstand bedraagt:
16A/B
25A/B
63A
50A
25A/B
ZL= 0,1Ω M
25A
MACHINE
RB= 0,4Ω RA
Figuur 18
36 versie 2.0
Wijzigen installatie
Om uiteenlopende redenen kan het wenselijk zijn een installatieautomaat met een C-karakteris-
tiek toe te passen in plaats van een B-karakteristiek. Bijvoorbeeld het ongewenst uitschakelen
van de installatieautomaat met B-karakteristiek bij gebruik van een slijpmachine. Alvorens u de
installatieautomaat uitwisselt zal opnieuw naar de grenswaarde van aardverspreidingsweer-
stand gekeken moeten worden (zie figuur 19).
16A/B
25A/B
63A
50A ZL= 0,1Ω
25A/C
M
25A
MACHINE
RB= 0,4Ω RA
Figuur 19
smeltpatroon, 25 A
Z CIRCUIT ≤ 30 / IN Z CIRCUIT ≤ 30 / 25 ≤ 1,2 Ω
Z CIRCUIT = ZI + RB + RA RA ≤ 0,7 Ω
installatieautomaat 25 A/C-kar.
Z CIRCUIT ≤ 20 / IN Z CIRCUIT ≤ 20 / 25 ≤ 0,8 Ω
Z CIRCUIT = Zl + RB + RA RA ≤ 0,3 Ω
De grenswaarde van de aardverspreidingsweerstand is als gevolg van de wijziging verlaagd
van 0,7 Ω naar 0,3 Ω.
Note: tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat bij kortsluiting de maximale lengte van
leidingen ook een rol speelt.
RA x I∅N ≤ 50 V
versie 2.0 37
4. Keuze behuizing
4.1 Beschermingsgraad
De omstandigheden ter plaatse bepalen de beschermingsgraad van de schakel- en verdeelin-
richting. We onderscheiden een tweetal mogelijkheden;
• Binnenopstelling
• Buitenopstelling
Op basis van onderstaande tabel kunt u de juiste verdeler bij uw project kiezen.
Tabel 18
38 versie 2.0
4.2 Geaarde verdelers/ dubbel geïsoleerde verdelers
Schakel- en verdeelinrichtingen zijn verkrijgbaar met metalen omhulsels en kunststof omhul-
sels. We spreken dan doorgaans ook van een plaatstalen verdeler of een dubbel geïsoleerde
verdeler. Dit suggereert echter dat wanneer een dubbel geïsoleerde verdeler is vereist, je uit-
sluitend een kunststof verdeler kunt toepassen. Dat is niet juist. Plaatstalen verdelers zijn even-
eens verkrijgbaar in de uitvoering “dubbel geïsoleerd”.
We dienen daarom ook niet te spreken van plaatstalen of dubbelgeïsoleerde verdelers, maar
van geaarde of dubbelgeïsoleerde verdelers. De verdelers zijn herkenbaar aan de volgende
merktekens:
Dubbel geïsoleerd
Dubbele of versterkte isolatie is een beschermingsmaatregel die dient om te verhinderen dat
een fout in de fundamentele isolatie kan leiden tot een gevaarlijke spanning op bereikbare
delen (metalen omhulsel van de schakel- en verdeelinrichting) van elektrisch materieel
(bep. 412.1.1).
4) Het binnenwerk (metalen gestel) van de verdeler mag niet worden geaard. Dit geldt ook
voor (metalen)deuren.
Bescherming door volledige isolatie komt overeen met dubbel geïsoleerd (klasse II, NEN1010
bep. 412.2.1.1). Een kunststof verdeler voldoet aan de voorwaarden, maar plaatstalen verdelers
zijn eveneens verkrijgbaar in dubbel geïsoleerde uitvoering. Voor de toepassing van een
geaarde of dubbel geïsoleerde verdeler, zie 3.12.
versie 2.0 39
5. Schakelen en scheiden
Iedere schakel en verdeelinrichting dient door één lastscheider te worden geschakeld en ge-
scheiden (zie, figuur 20). Distributiegroepen en eindgroepen dienen eveneens door middel van
één lastscheider te worden geschakeld en gescheiden.
Voorbeelden van gecombineerde
lastscheiders met beveiliging:
M
Distributiegroep
M MBN516E L75M
16 A / B-kar D0 2-63 A
M
Figuur 20
M
Distributiegroep
M
M
Figuur 21
Distributiegroep
M Hoofdschakelaar
Figuur 22 Distributiegroep
Eindgroep
40 versie 2.0
6. Bedrading en
6.1 Bedradingsdoorsnede
Tabel 20 heeft betrekking op de interne bedrading van de verdeler. De bedrading dient te wor-
den uitgevoerd met 90oC isolatiemateriaal in VD (massief) of VDS (soepel). Toepassing van soe-
pele bedrading heeft geen consequenties voor de in de tabel vermelde doorsneden.
In Doorsnede
Actieve delen van leidingen dienen beschermd te wor-
[A] Fase Nul + Aarde den tegen overbelasting en kortsluiting.
PEN NEN1010:2005 - bepaling 430.1
6 1 1 1
10 1 1 1 Bij schakel- en verdeelinrichtingen wordt de voeding
16 1,5 1,5 1,5 vanaf de hoofdschakelaar aangesloten op een railsys-
25 2,5 2,5 2,5
teem of verdeelblok. Vanaf het railsysteem of verdeel-
32 4 4 4
blok worden de distributie-/eindgroepen rechtstreeks
40 6 6 6
63 10 10 10 gevoed (zie figuur 22). De interne bedrading vanaf de
80 16 16 16 hoofdschakelaar naar het verdeelblok wordt beveiligd
100 16 16 16 tegen kortsluiting en overbelasting door de voorbeveili-
125 25 25 16 ging van de verdeelinrichting (125 A). De doorsnede
Tabel 20 dient overeenkomstig tabel 18 te worden gekozen en
16A/B
bedraagt 25 mm².
L1
N
16A/B
L2
N
De bedrading van het verdeelblok naar de distributie-/
HS 125A
A = 4 mm
16A/B
L3 eindgroepen dient eveneens beveiligd te worden tegen
N
Situatie A
A = 25 mm 16A/B
L1
kortsluiting en overbelasting. De beveiliging tegen kort-
N
16A/B
L2
sluiting wordt aan voldaan door de voorbeveiliging van
16A/B
N
de verdeelinrichting (125 A)
L3
N NEN1010:2005 - bepaling 434.2.2
25A/B
L1 Beveiliging tegen overbelasting mag achterwege wor-
N
25A/B
L2 den gelaten, indien de leiding waarschijnlijk geen over-
N
25A/B
L3
belastingsstroom zal voeren. Dit is doorgaans van
A = 10 mm
Situatie B
25A/B
N
toepassing, zoals weergegeven in figuur 23.
L1
N NEN1010:2005 - bepaling 433.3
25A/B
L2
N
Figuur 23 25A/B
L3
N
Situatie A
6 installatieautomaten met een nominale stroom van IN=16 A. Belasting per fase bedraagt
2 installatieautomaten.
Voor installatieautomaten geldt IN = IZ (zie 3.7)
Voor het bepalen van de diameter van de bedrading kunnen we uitgaan van 32 A. In overeen-
stemming met tabel 18 wordt gekozen voor een diameter van 4 mm².
Situatie B
6 installatieautomaten met een nominale stroom van IN=25 A. Belasting per fase bedraagt
2 installatieautomaten.
Voor installatieautomaten geldt IN = IZ (zie 3.7)
Voor het bepalen van de diameter van de bedrading kunnen we uitgaan van 50 A.
In overeenstemming met tabel 18 wordt gekozen voor een diameter van 10 mm².
versie 2.0 41
Situatie C
Maximaal 4 eindgroepen mogen worden geplaatst achter een toestel voor aardlekbeveiliging
met een aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.
NEN1010:2007 - bepaling 531.1.2.3
Voor installatieautomaten geldt In = IZ (zie 3.7)
IN = 16A/B
1 L1 Eén van de fasen kan maxi-
IN = 40A
I∆N = 30mA IN = 16A/B maal worden belast met een
2 L2 stroom van 2 x 16 A = 32 A.
IN = 16A/B
3 L3
In overeenstemming met tabel
IN = 16A/B
20 wordt, voor de bedrading
A = 4 mm 2 4 L1
van het verdeelblok naar de
IN = 16A/B
aardlekschakelaar, gekozen
IN = 40A
5 L1
HS I∆N = 30mA IN = 16A/B voor een diameter van 4 mm².
IN = 125A 6 L2
125A
IN = 16A/B
2
A = 25 mm2 A = 4 mm
7 L3
IN = 16A/B
8 L2
IN = 16A/B
A = 4 mm2
IN = 40A
5 L1
I∆N = 30mA IN = 16A/B
6 L2
IN = 16A/B
7 L3
IN = 16A/B
8 L3
Figuur 24
42 versie 2.0
6.2 Aandraaimomenten
Een keten is net zo sterk als de zwakste schakel. Dit geldt zeker voor elektrische ketens, ook
wel circuits genoemd. De “schakels” in een elektrisch circuit zijn de verbindingspunten van
draad naar klem of component. De soorten van verbindingen in energieverdelers tot en met
125 A bestaan in hoofdzaak uit schroef- en veerklemverbindingen. Een goede verbinding is het
resultaat van een passende draad in de juiste klem, draad op de juiste lengte afgestript, draad
vakkundig in de klem aangebracht en…met de juiste druk aangeklemd.
Schroefverbindingen
Veel componenten en klemmen beschikken over bout- of schroef-
verbindingen. Het op het juiste moment, of koppel aandraaien
van de bout of schroef is van essentieel belang voor een minimale
overgangsweerstand. Alle fabrikanten van klemmen en componen-
ten geven een aandraaimoment voor de specifieke klem of bout.
In de verbindingstechniek is vaak een verend onderdeel opgeno-
men, die gedurende de levensduur van de verdeler er voor zorgt
dat de druk op de verbinding gehandhaafd blijft. Dit kan een scho-
telveer, veerring, de constructie van een kooiklem, of iets dergelijks
zijn. Het aandraaimoment is door de fabrikant zo gekozen dat deze
veerdruk optimaal benut wordt. Bij een te lage druk kan de draad losraken,
wat een hoge overgangsweerstand tot gevolg heeft. Door de hoge weer-
stand ontstaat warmte die de overgangsweerstand nog verder verslechterd. Dit voortgaand
verslechteringsproces kan uiteindelijk ertoe leiden dat de verbinding verbrand, of erger nog, dat
de gehele verdeler uitbrandt.
Het te vast (hoger dan het aangegeven aandraaimoment) aandraaien van de verbinding heeft
tot gevolg dat het verend element wordt ingedrukt en zijn functie verliest. Bij uitzetting door
warmte en inkrimpen door kou, kan de verbinding defect raken en uiteindelijk verbranden door
hoge overgangsweerstanden. Het later “nadraaien” van verbindingen is om deze reden niet aan
te raden. Zeker in installaties die al geruime tijd in gebruik zijn kan de schroef of bout nog een
slag aangedraaid worden. Dit leidt uiteindelijk tot het defect raken van de verbinding. Beter is
een visuele controle te doen, verkleuring duidt op een slechte verbinding. De verbinding kan
ook losgedraaid worden, de schotel- of veerring vervangen en weer op het juiste moment aan-
draaien.
Veerklemverbindingen
Vanaf 2004 heeft Hager de quickconnect-veerklemtechniek geïntroduceerd voor vele van haar
modulaire componenten; een snelle en betrouwbare techniek voor het veilig aansluiten van
bedrading. Met quickconnect is de kwaliteit van de verbinding gewaarborgd door een con-
stante veerdruk. De menselijke invloed van het aandraaien, en daarmee de fout kans, is gemini-
maliseerd. Massieve draad kan zonder gereedschap worden ingestoken; soepele draad kan
eenvoudig ingestoken worden met hulpgereedschap zoals de 2,5 mm brede schroevendraaier
'quicky', die tevens gebruikt wordt om draden los te nemen. Het aanbrengen van een adereind-
huls op de soepele bedrading is niet nodig en verslechterd zelfs de overgangsweerstand.
Als regel geldt dat de aandraaimomenten die zijn aangegeven op de klem of het component of
op de meegeleverde handleiding gevolgd moeten worden. Als geen gegevens zijn meegeleverd
kan de productcatalogus of elektronische catalogus geraadpleegd worden. Als hier geen gege-
vens gevonden worden dient de fabrikant geraadpleegd te worden
versie 2.0 43
Klem of component Aandraaimoment
KN-aansluitklemmen 1,5 - 16 mm2 schroefklem 2,5 Nm
K- en KH-verdeelklemmen Imax 80 A en 100 A in; 25/35 mm2 = 2,5 Nm, uit; 25/16/10 mm2 = 2 Nm
VN86T, VN87T, VKS89T verdeelklem vision 1,0 Nm
KXA02 rijgklem 0,4 Nm
KXA04 rijgklem 0,5 Nm
KXA06 rijgklem 1,2 Nm
KXA10, KXA16, KXA35 rijgklem 2,0 Nm
KXA70, KXA150 rijgklem 10,0 Nm
HAB-lastscheider, HIM402-4-6 omschakelaar 2,0 - 2,2 Nm
HAC-lastscheider, HIM408 omschakelaar 3,5 - 3,85 Nm
HAE-lastscheider 4,0 Nm
HA306/406 lastscheider 3,0 Nm
HA307/407 lastscheider 6,0 Nm
SBN-uitvoeringsvorm 1 / 2 / 3 1,8 Nm/ 2,8 Nm/ 3,6 Nm
HFD306-406 / 312-412 veilighedenlastscheider 6 Nm / 9 Nm
LT- en silas mespatroonlastscheiders NH000 / 00 4,5 / 12 Nm
MH-, MJ-, MK-, ML-installatieautomaten 1,9 Nm
MB-, MC-, NB-, NC-, ND-installatieautomaten 2,8 Nm
HMB-, HMC-, HMD-installatieautomaten 3,5 - 5,0 Nm
ADA-, ADH-aardlekautomaten 2,1 Nm
CD-, CP-, CF-aardlekschakelaars 2,7 Nm
CDB-, CFB-aardlekschakelaars, klasse B 3,0 Nm
SPN8-, SP120-150-320 overspanningsbeveiligingen 7,0 Nm
SPN1-, SPN3-, SPN4-overspanningsbeveiligingen 5,0 Nm
EPN-impulsrelais / hulpcontacten 1,6 Nm/ 1,2 Nm
ER-, ES-, ET-magneetschakelaars 16 t/m 25 A 1,2 Nm
E.. dimmers, tijdrelais, trappenhuisrelais 1,2 Nm
ER-, ES-, ET-magneetschakelaars 40 t/m 63 A 1,5 Nm
SVN-pulsdrukkers, drukknopschakelaars, signaalmod. 1,7 Nm
44 versie 2.0
7. Routineproeven (zie bijlage F)
Een schakelinrichting die door een oorspronkelijke fabrikant aan deze norm is geverifieerd en
door een andere is gefabriceerd of samengebouwd (paneelbouwer), behoeft niet opnieuw te
worden ontworpen aan de oorspronkelijke ontwerpverificaties indien volledig is voldaan aan
alle eisen en aanwijzingen die zijn gespecificeerd en verstrekt door de oorspronkelijke fabri-
kant. Op elke voltooide schakelinrichting moeten seriematige beproevingen worden uitgevoerd.
NEN-EN-IEC 61439-1 bepaling 10.1.
Alvorens een installatie in gebruik wordt gesteld, dient een inspectie plaats te vinden om vast
te stellen of aan de bepalingen van de NEN1010 al dan niet is voldaan. De controle op de doel-
treffendheid van de aardlekschakelaar moet als volgt plaatsvinden:
• visuele controle van de nominale aanspreekstroom,
• visuele controle van het type van aardlekschakelaar
• het meten van de aanspreekstroom.
Concreet houdt dit in dat visueel gecontroleerd moet worden of de juiste uitvoering (30 mA,
100 mA, 300 mA, ...), maar ook het juiste type (klasse A, Klasse B, High Immunity) aardlek-
schakelaar is toegepast in de gegeven omstandigheden. Tevens dient bij periodieke inspectie
van de installatie de uitschakeltijd en de aanspreekstroom, waarbij de aardlekschakelaar aan-
spreekt, door meting te worden vastgesteld.
versie 2.0 45
Klasse A aardlekschakelaars worden onder normale omstandigheden het meest toegepast.
Bij klasse A aardlekschakelaars wordt de goede werking gegarandeerd voor sinusvormige
foutstromen en pulse-rende gelijk-foutstromen (aangesneden wisselstromen).
Waar rekening mee dient te worden gehouden is dat een aardlekschakelaar-klasse A de instal-
latie beschermd tegen sinusvormige foutstromen en foutstromen bestaande uit pulserende
gelijkstromen (pulserende gelijk-foutstroom).
90°
135°
0,25 I∅N
0,11 I∅N
} 1,4 I∅N or 2 I∅N
* (subclause 5.3.12)
** (subclause 5.3.8)
Table 17 – Tripping current ranges for type A RCCB’s *
Tabel 22 – Tripping current ranges for type A RCBO’s ** Tabel 11 (uit productnorm IEC-61008-1)
180º
Lower limit
10,5 mA
IEC61008-1).
0,35 x I∅N
A residual Upper limit
pulsating
1,4 x I∅N 42 mA
direct current
Tabel 22
46 versie 2.0
versie 2.0 47
Bijlage A - Algemene gegevens
Bijlage A-1 – Stappenplan ontwerp
Voordat een ontwerp gemaakt kan worden, zullen een aantal basisgegevens
bekend moeten zijn. Hiervoor kunt u gebruik maken van het voorbeeld op
Stap 1 bladzijde 50.
Eerst zal bepaald moeten worden: Maximale afmetingen
Bepalen Onder- of boveninvoer
basisgegevens Waarde hoofdschakelaar
Aantal groepen
Evt. besturing als relais, dimmers, etc.
Voor het bepalen van de materiaalprijs, neemt u niet alleen de som van de
Stap 4 behuizing en de modulaire componenten. Denk er ook aan de nodige doorver-
bindingsrails, eindkapjes, afdekstrookjes en dergelijke te berekenen!
Bepalen prijs
48 versie 2.0
Bijlage A - Algemene gegevens
Bijlage A-2 – Stappenplan montage
Verwijder
Verwijder de afdekplaten of fronten van de verdeler.
afdekplaten
Pak de verdeler weer in de originele doos zodat deze vrij blijft van transport-
Verdeler verpakken schade.
versie 2.0 49
Bijlage A - Algemene gegevens
Gegevens schakel- en verdeelinrichting
In ≤ 125 A
Projectgegevens Gegevens Assembleur
Verdelernummer Bedrijfsnaam
Projectnummer Contactpersoon
Projectnaam PC + Plaats
Locatie Telefoon
Fax
Voorbeveiliging A
[ ] DII
[ ] DIII
[ ] NH000
[ ] NH00
[ ] Installatieautomaat [ ] 6 kA [ ] B-karakteristiek
[ ] 10 kA [ ] C-karakteristiek
[ ] D-karakteristiek
50 versie 2.0
Bijlage B – Bepalen van de kortsluitstroom
Bijlage B-1, stap 1 van stappenplan (pag.13)
Transformatorgegevens
Trafo In Uk Ik Zt
P 100%
Ik = x [kVA] [A] [%] [kA] [mΩ]
U. √3 Uk
50 72 4 1,8 128
100 144 4 3,6 64
160 231 4 5,8 40
250 361 4 9 26
400 577 4 14,4 16
630 909 4 22,7 10
630 909 6 15,2 15
800 1154 6 19,2 12
1000 1443 6 24,1 9,6
1250 1804 6 30,1 7,7
1600 2309 6 38,5 6,0
2000 2887 6 48,1 4,8
10 2
250
225
200
160
125
100
80
63
10 1 50
8 35
6 25
4 16
3 10
2
6
4
0 2
10
10 -1 2 3 4 6 8
10 -1 10 0 10 1 10 2
versie 2.0 51
Bijlage B – Bepalen van de kortsluitstroom
Bijlage B-3, stap 2 van stappenplan (pag.13)
NEN-EN-IEC 61439-1
Tabel 7
Effectieve waarde van de Cos φ n
^Is = Ip x n kortsluitstroom
I ≤ 5 kA 0,7 1,5
5 kA < I ≤ 10 kA 0,5 1,7
10 kA < I ≤ 20 kA 0,3 2,0
20 kA < I ≤ 50 kA 0,25 2,1
50 kA < I 0,2 2,2
OPMERKING
De waarden van deze tabel gelden voor de meeste toepassingen.
Op bepaalde plaatsen, bijvoorbeeld in de buurt van transformato-
ren of generatoren, kunnen lagere waarden van de arbeidsfactor
optreden; Daarbij kan de maximale te verwachten piekstroom de
beperkende waarde worden, in plaats van de effectieve waarde
van de kortsluitstroom.
52 versie 2.0
Bijlage C
Beschermingsgraad / IP-aanduiding
Voor uitgebreide informatie omtrent beschermingsgraden,
zie NPR5310 – blad 27
Beschermingsgraad
Eerste IP- Bescherming van het Bescherming van Tweede IP- Bescherming van het Bescherming
Symbool Opmerkingen Symbool Opmerkingen
kencijfer code materiaal personeel kencijfer code materiaal van personeel
Tegen aanraking
Tegen vaste
van gevaarlijke
1 IP1X voorwerpen groter dan 1 IPX1 Tegn druppelend water Druipwaterdicht
delen met de rug
50mm
van de hand
Tegen aanraking
Tegen vaste Tegen druppelend water
van gevaarlijke
2 IP2X voorwerpen groter dan 2 IPX2 bij een schuine stand tot
delen met een
12 mm 15°
vinger
Tegen aanraking
Tegen vaste
van gevaarlijke
3 IP3X voorwerpen groter dan 3 IPX3 Tegen sproeiend water Regenwaterdicht
delen met
2,5mm
gereedschap
Tegen vaste
4 IP4X voorwerpen groter dan 4 IPX4 Tegen opspattend water Spatwaterdicht
1mm
Tegen aanraking
van gevaarlijke
5 IP5X Tegen stof Stofvrij 5 IPX5 Tegen waterstralen Spuitwaterdicht
delen met een
draad
Waterdicht
Onderdompeling
7 IPX7 Tegen onderdompeling 1m diep en
gedurende
30min.
Drukwaterdicht
Onderdompeling,
Tegen opstelling onder
8 IPX8 diepte en tijd
water
nader overeen te
..m komen
versie 2.0 53
Bijlage D - Doorverbindingsrails
Bijlage D-1
installatieautomaten, aardlekschakelaars
en aardlekautomaten
1-polig + N
2 modulen 63 A 80 A 63 A 80 A
MBS5…E
MCS5…E
MBN5…E
MCN5…E
NBN5… KDN263A (12 mod) KDN280A (12 mod) KDN451D (12 mod)
NCN5… KDN263B (56 mod) KDN280B (56 mod) KDN451E (54 mod)
CDS2...G
C..A2...G
ADA9…G
Eindkap KZN023 Eindkap KZN024
Bijlage D-2
installatieautomaten 2-polig
2-polige doorverbindingsrail
2 modulen 63 A 80 A
MBS2…E
MCS2…E
MBN2…E
MCN2…E KDN263A (12 mod) KDN280A (12 mod)
NBN2… KDN263B (56 mod) KDN280B (56 mod)
NCN2…
NDN2..
Eindkap KZN023
54 versie 2.0
Bijlage D - Doorverbindingsrails
Bijlage D-3
installatieautomaten 3-polig
3-polige doorverbindingsrail
3 modulen 63 A 80 A
MBN3…E
MCN3…E
NBN3… KDN363A (12 mod) KDN380A (12 mod)
NCN3… KDN363B (57 mod) KDN380B (57 mod)
NDN3…
Eindkap KZN023
Bijlage D-4
installatieautomaten & aardlekschakelaars
3P+N, 4-polig
4-polige doorverbindingsrail
4 modulen 63 A 80 A
MBS6…E
MCS6…E
MBN6…E KDN463E (8 mod) KDN480A (12 mod)
MCN6…E KD463A (12 mod) KDN480B (56 mod)
NBN4.. KDN463B (56 mod)
NBN6..
NCN4…
NC6.. Eindkap KZN024
versie 2.0 55
Bijlage D - Doorverbindingsrails
Bijlage D-5
Speciale doorverbindingsrails
2 KBF2FN
3 KB3FN
4 KB4FN
5 (3 + 1 x 2 mod) KB5FN
2 modulen: MBS5.../MCS5.../MBN5.../MCN5.../NBN5...
4 KDN450D
28 KDN450E
Aanrakingsveilige afdekking
Voor
afscherming
van 5 vrije
aansluit-
polen
KZ059
56 versie 2.0
Bijlage E (ook te downloaden op www.hager.nl)
Keuringsrapport
Verdelers t/m 125 A
bedrijfsgegevens:
Tekeningnummer:
Type verdeler:
Projectnummer: Bouwjaar:
Beschermingsgraad: IP . . Verdelernummer:
Keuringsprocedure
Samenstelling: NEN-EN-IEC 61439 -1/-3 / NEN 1010
1 Goederenstroom
accoord n.v.t.
2 Componenten
deugdelijk geplaatst.
2.02 Componenten gecodeerd. c c c c ...........................
2.03 Componenten ingesteld volgens: type ............... c c c c ...........................
tijdrelais: ............... c c c c ...........................
motorbeveiligingsschakelaars: ............... c c c c ...........................
trappehuisautomaten: ............... c c c c ...........................
thermische beveiligingen: ............... c c c c ...........................
programmaklokken: ............... c c c c ...........................
dimmers: ............... c c c c ...........................
meetinstrumenten: ............... c c c c ...........................
programmeerbare
lichtintensiteitsschakelaars: ............... c c c c ...........................
2.04 Voldoende koeling tussen componenten. c c c c ..........................
2.05 Rijgklemmen aanwezig. c c c c ...........................
2.06 Rijgklemmen + overige klemmen vastgedraaid. c c c c ...........................
versie 2.0 57
2 Componenten vervolg
3 Interne bedrading
accoord n.v.t. fout hersteld opm.
3.01 Juiste isolatiebedrading toegepast. c c c c ...........................
3.02 Bedradingsdoorsnede juist gekozen. c c c c ...........................
3.03 Juiste draadkleuren toegepast. c c c c ...........................
3.04 Componenten vastgedraaid met juiste
aandraaimomenten. c c c c ...........................
3.05 Bedrading overzichtelijk aangelegd met het
oog op eventuele uitbreidingen. c c c c ...........................
3.06 Bedrading gecodeerd op :
hoofd- en hulpstroombanen c c c c ...........................
-kleuren c c c c ...........................
-cijfers/letters c c c c ..........................
-symbolen c c c c ...........................
3.07 Bedrading deugdelijk gebundeld. c c c c ...........................
3.08 Bedrading gecontroleerd. c c c c ...........................
4 Beproeving
accoord n.v.t. fout hersteld opm.
4.01 Routineproef:
Inspecteer verdeler(s), incl. bedrading c c c c ...........................
Electrische functionele proef uitgevoerd
met nomimale bedrijfsspanning. c c c c ...........................
• Alle eindgroepen functioneren. c c c c ...........................
• Aardlek-elementen getest (via foutstroom). c c c c ...........................
• Overige schakelingen gecontroleerd. c c c c ...........................
58 versie 2.0
4 Beproeving vervolg
5 Eindafwerking
6 Eindcontrole
versie 2.0 59
7 Diversen
Datum: ..................................................
60 versie 2.0
Notities
versie 2.0 61
Bijlage F - Certificaat univers N - IEC 61439
62 versie 2.0
Hoewel dit zakbooek met uiterste zorg is samengesteld, kunnen fouten en/of onvolledigheden niet worden
uitgesloten. Hager Electro bv aanvaardt daarom geen enkele schade, direct of indirect, die verband houdt
met de in dit handboek besproken onderwerpen.
versie 2.0 63
Hager
Larenweg 36
5234 KA ‘s-Hertogenbosch
Postbus 708
5201 AS ‘s-Hertogenbosch
[email protected]
www.hager.nl
m.hager.nl
201311_versie2.0